Het Europese Konijn in Europa: geschiedenis, gedrag en invloed op de Natuur

Oorsprong en evolutie van het konijn

Het Europese konijn (Oryctolagus cuniculus) vindt zijn oorsprong op het Iberisch schiereiland, waar fossielen aantonen dat de soort al meer dan 500.000 jaar geleden voorkwam. De voorouders, zoals O. laynensis en O. lacosti, leefden in Zuid-Europa en hadden kenmerken die wijzen op een aanpassing aan het graven én springen. In de loop van de tijd werd het konijn kleiner van stuk en ontstonden er duidelijke verschillen in lichaamsgrootte tussen noordelijke en zuidelijke populaties.

Verspreiding door de mens

De Romeinen speelden een grote rol in de verspreiding van het konijn in Europa. In Spanje veroorzaakten ze al rond 0 na Chr. zoveel schade aan gewassen dat er legioenen werden ingezet om konijnenpopulaties in toom te houden. Ze introduceerden konijnen ook in Italië, Corsica en Noord-Afrika. In de middeleeuwen werd het konijn in Frankrijk vooral gehouden door monniken. Ze werden gezien als ‘vis’, waardoor ze gegeten mochten worden tijdens de vastenperiode. Pas in de 19e eeuw werd het konijn in Frankrijk als wild dier erkend.

Variatie in lichaamsgrootte en genetica

Er is een duidelijk noord-zuidverschil in lichaamsgrootte: hoe noordelijker, hoe groter het konijn gemiddeld is. Dit komt mogelijk door het klimaat (koude streken vragen om grotere lichamen) of genetische splitsingen in de geschiedenis. Studies van DNA en konijnenvlooien suggereren dat er ooit twee gescheiden populaties bestonden: één in Zuid-Spanje en één in Zuid-Frankrijk. Tamme konijnen zijn genetisch het nauwst verwant aan de noordelijke wilde variant.

Ziekten en populatie-instorting

In 1952 werd myxomatose geïntroduceerd in Frankrijk om landbouwschade door konijnen te beperken. Binnen twee jaar was tot 98% van de populatie verdwenen. Later kwamen er mildere virusvarianten en begonnen populaties zich langzaam te herstellen. In de jaren 70 en 80 werd opnieuw een afname gezien, deels door klimaatverandering, habitatverlies en de virale haemorrhagische ziekte die zich verspreidde vanaf de jaren 90.

Landschap, holen en leefgebied

Konijnen hebben voorkeur voor gebieden waar ze kunnen graven én goed kunnen eten, zoals zandgronden in de buurt van vochtige weiden. In Zuid-Frankrijk en Spanje leven ze bijvoorbeeld op plekken waar duinen en graslanden elkaar afwisselen. De grootte en dichtheid van konijnenholen varieert sterk per landschap. In parkgebieden of open terreinen kunnen holen meer dan 20 ingangen hebben.

Voedselkeuze en impact

Het dieet van het konijn bestaat grotendeels uit gras, maar in droge of schrale gebieden eten ze ook bladeren en twijgen van struiken. Konijnen kiezen selectief de meest voedzame delen van planten. In sommige gebieden (zoals de Camargue) voeden ze zich met zoutminnende planten in de winter en met klaver en grassen in het voorjaar. Door hun eetgedrag beïnvloeden ze ook de vegetatiestructuur én verspreiden ze zaden van diverse plantensoorten via hun keutels.

Voortplanting en levenscyclus

Konijnen in Zuid-Europa beginnen eerder in het jaar met voortplanten dan in Noord-Europa. In Spanje is dat soms al in november, in Nederland pas in maart. Het voortplantingsseizoen is in het zuiden korter, maar start dus vroeger. De nesten zijn ook kleiner (gemiddeld 3-4 jongen) dan in het noorden (gemiddeld 5-6). Klimaat en voedselaanbod beïnvloeden de duur en intensiteit van de voortplanting: bij droogte of lage temperaturen stopt de voortplanting tijdelijk.

Overleving en sterfte

In Spanje is de sterfte onder jonge konijnen hoog, maar volwassen dieren leven langer dan in Frankrijk. In Frankrijk vinden de meeste sterfgevallen plaats in de lente en herfst, terwijl de winter relatief rustig is qua sterfte. De konijnenpopulatie vertoont sterke jaarlijkse schommelingen, die afhankelijk zijn van ziekte, klimaat en predatie.

Wild versus plaag

In Zuid-Europa is het konijn vooral wild, in Noord-Europa wordt het soms als plaag gezien. In Frankrijk werden in de jaren 70 jaarlijks tot 15 miljoen konijnen geschoten. In departementen waar het konijn als schadelijk werd aangemerkt, mocht het ook buiten het jachtseizoen worden bestreden. Tegelijkertijd werd veel geïnvesteerd in de aanmaak van kunstholen, bescherming tegen predatoren en het uitzetten van tamme of halfwilde konijnen om de jacht in stand te houden.

Bronvermelding

Rogers, P.M., Arthur, C.P. & Soriguer, R.C. (1994). The rabbit in continental Europe. In: The European wild rabbit: the history of a successful colonizer. Eds. Thompson & King. Oxford University Press, pp. 22–63.
Volledige publicatie beschikbaar via: ResearchGate – The rabbit in continental Europe